Er bestaan vele verschillende schildertechnieken, waarbij verschillende schildersmaterialen worden gebruikt. Voorbeelden van schildertechnieken zijn de olieverftechniek, de aquareltechniek en gouache (plakkaatverf). Tegenwoordig wordt er ook veel geschilderd met acrylverf of alkydverf. Schildersgereedschappen zijn bijvoorbeeld penselen en paletmessen.
Henk Alleman tekent ook, soms als voorstudie voor een
schilderij en soms ook in het schilderij zelf. Hij gebruikt daarbij houtskool, potlood, pen, krijt of andere grafische materialen. Nauw verwant aan de activiteiten van kunstschilders zijn de activiteiten van grafici.
Graveerkunstenaars maken hout-, koper- of lithogravures. Grafici kunnen in verschillende druktechnieken werken.
Henk Alleman brengt pigment (kleurstof) in een vloeibaar medium op een oppervlak (drager of ondergrond) aan. Dat drager is in het algemeen een op een spieraam opgespannen doek (canvas) gemaakt van linnen, ongebleekt katoen of halflinnen. De ondergrond kan ook van hout, papier, karton, steen, metaal of kunststof gemaakt zijn.
Het fundamentele verschil tussen schilderkunst en andere
tweedimensionale kunstvormen (fotograferen) is dat schilderkunst werkt
met in een vloeistof (schildermedium) opgeloste (geëmulgeerde)
pigmenten. Door menging kunnen ontelbare nuances en schakeringen van
kleur en intensiteit bereikt worden. De lagen kunnen dun of dik
(pasteus) opgebracht worden. Schilderkunstige uitingen zijn vaak
opgebouwd uit meerdere transparante lagen en contrasterende
kleurvlakken, terwijl tekentechnieken en grafiek in
eerste plaats met lijnen werken en meestal direct dekkend uitgevoerd
worden. De grenzen zijn soms niet scherp te trekken. Bijvoorbeeld van
een 'penseeltekening' is moeilijk te zeggen of het een tekening is of
een schildering.
Verf aanbrengen
Verf kan worden aangebracht met de vingers, door spugen, met takjes, veren, grassen, met een kwast, een penseel, een verfroller, een verfspuit of een airbrush.Graffiti-artiesten gebruiken verf direct uit een spuitbus, de moderne variant van het prehistorische spugen of sproeien. Henk Alleman houdt het meestal bij kwast en penseelgebruik.
Verf bestaat uit drie delen, een vast gedeelte en twee vloeibare delen. Het vaste deel bestaat uit verfstof, d.i. pigment of kleurstof. Het eerste vloeibare deel is het bindmiddel (een natuurlijke hars of synthetische hars) die na droging vast wordt. Het tweede vloeibare deel is het medium of verdunner, (meestal organisch van oorsprong zoals terpentijn, maar het kan ook water zijn), dat verdampt. Het doel van het verdunnen is om de verf soepeler en strijkbaarder te maken, zodat deze beter kan worden aangebracht.
Het drogen van de verf kan gebeuren door oxidatie/polymerisatie van de lijnolie inolieverf bijvoorbeeld, maar ook door verdamping van het medium. Andere mogelijkheden zijn door afkoeling. Soms wordt een katalysator (ook wel siccatief of droogmiddel) toegepast om de droogtijd te versnellen. Met name olieverf droogt zeer langzaam. Zonder siccatief kan dit weken duren, afhankelijk van de dikte van de verflaag.
In de 20e eeuw zijn naast de traditionele olieverven steeds meer verfsoorten op waterbasis beschikbaar gekomen, zoals alkydverf, acrylverf en latexverf. Het gebruik van deze verfsoorten is veel minder schadelijk, omdat een oplosmiddel als terpentine ontbreekt.